Teksten
Mariës Hendriks staat op haar schaduw
De naspeuring van persoonlijke aanwezigheid
Twee weken heeft Mariës Hendriks innerlijk staan vloeken, toen ze erachter kwam dat het nieuwe werk dat ze voor ogen had alleen optimaal tot stand kon worden gebracht als ze het zou schilderen. Na jarenlang tekeningen en houtgravures te hebben gemaakt, had ze er in technische zin geen behoefte aan om het schilderen waarin ze aan de Academie voor Kunst en Vormgeving ’s-Hertogenbosch tussen 1975 en 1981 was opgeleid weer op te nemen. Inhoudelijk kon ze er niet omheen dat de manier waarop het licht in de ruimte van haar atelier op de voorwerpen viel en de schaduwen die daaruit ontsprongen alleen een schilderkunstige uitwerking konden krijgen. Toen die conclusie onontkoombaar bleek, zette ze zich over haar weerstand heen en begon te schilderen. Waaruit blijkt: wát je ook als kunstenaar hebt bereikt, je moet altijd terugkomen op jezelf. Het kunstwerk dient zich aan, zoals het zich aan jou voordoet en niet hoe je het zelf graag zou willen.
Mariës Hendriks cirkelt om haar beweegredenen heen om te bepalen op welke manier ze de uitvoering van haar ideeën het beste kan verwezenlijken. Haar werkwijze is daar mede een oorzaak van, want ze hanteert een cyclische, seriële manier van werken die wel uit moet draaien op een keerpunt,. Er komt een moment dat ze een andere benadering moet kiezen.
In de schilderijen die Mariës Hendriks het afgelopen jaren heeft gemaakt, gaat het om de niet-plekken in haar atelier, om de ruimte die ze maakt door zichzelf daar binnen te verplaatsen met het verschuiven van haar schaduw die onder haar voeten verdwijnt. Ze heeft die verschuivingen van het licht in de ruimte gefotografeerd en die foto’s geanalyseerd. In die foto’s benadert ze een idee over leegte, tijd, ruimte en licht in afbeeldingen die zich abstract voordoen en die ze uitkleedt en ontleedt om vervolgens dat idee schilderkunstig gestalte te geven. Die kent allerlei gevoelsmatige aspecten die terug te vinden zijn in de tonaliteit van de verf. Hoe rationeel het werk ook kan ogen, een mathematische of rekenkundige uitvoering is ver te zoeken. In alles dringt de persoonlijke sensitiviteit van de ruimtebeleving door. Dat heeft te maken met de gewaarwording dat je niet de oorzaak van het schilderij ervaart, maar meteen onderhevig bent aan het gevolg ervan.
Je stapt die ruimte in, je wilt er aanwezig zijn, met de schilder als gids. Het aanwezige meubilair dat is geschilderd heeft de aard van een verschijning: in hun geschilderde schaduw hebben ze geen tastbare aanwezigheid en het licht dat ze vangen vertoont die evenmin. Ze vormen de naspeuring van een persoonlijke aanwezigheid. De voorwerpen op de schilderijen zijn een noodzakelijk kwaad om de materieloosheid van de ruimte rondom te verwezenlijken.
Deze schilderijen zijn zichzelf geworden en hebben zich van de kunstenaar ontdaan. In dit werk blijft zichtbaar dat de kunstenaar verbijsterd en vertwijfeld is over wat ze heeft gedaan, waaraan ze heeft gedacht en waartoe ze heeft besloten, terwijl al schilderend iedere handeling zo zeker als een huis is geweest.
Mariës Hendriks heeft voor zichzelf alles uit het schilderij gehaald, eerder met een mes dan met een penseel. Het is absoluut werk. Alles is uitgebuit: wat plat is, is ruimtelijk gemaakt, het is abstract én figuratief. Daar sta je bovenop. Alles wat is geschilderd, benadrukt wat niet is geschilderd, wat niet geschilderd kan worden en zich tussen alles in op het doek voordoet.
Het zijn schilderijen waarin met uitzonderlijke zekerheid grote besluiten zijn genomen. Daarmee dringt de gevoeligheid van dit werk tot in iedere vezel door.
Alex de Vries
25 maart 2014