Teksten
Er waait licht door je prenten
Na afloop van de prachtige film Mar Adentro van de Spaanse regisseur Alejandro Amenábar keken we in het Nijmeegse theatercafé LUX, bij het glaasje, als toegift nog naar een onvergelijkbaar aantrekkelijk filmpje van Mariës Hendriks, wat daar continu verder de avond door getoond werd. Beelden van een met een dun ijslaagje bedekte stadse vijver, van bovenaf gefilmd ergens in een buitenwijk. Plotseling schiet een bal het beeld binnen, breekt het laagje ijs en blijft liggen in het water. Er komen jongens bij. Daar gaat het filmpje verder over. Alles vanaf een standpunt opgenomen.
Een filmpje van Mariës Hendriks. Zwart/Wit, zoals het meeste werk dat u hier kunt zien. Iets later werden Mariës en ik uitgenodigd voor een duo/expo tijdens de Salon d’Art-weken in het CBKN gebouw te Nijmegen. Daar toonde zij voor het eerst haar fraaie houtgravures. Voorafgaand aan die tentoonstelling ging ons overleg via SEINPOST, brieven, e-mail, foto’s etc. Na haar uitnodiging om hier in de Flevodrukkerij te exposeren ontving ik tot mijn verrassing opnieuw SEINPOST met het verzoek iets te vertellen over haar werk.
Vanaf nu neem ik u verder mee in de tegenwoordige tijd.
Het laatste stukje straat naar haar atelier gaat steil omhoog. De zon in het middaguur broeit, gaat schuil achter witte wolken. Een solide metalen hek rond een verwaarloosd schoolplein. Stoffige brandnetels, hoog onkruid. De hoofdingang en de gang zijn nog onmiskenbaar schools. De lokalen zijn ateliers. Mariës laat mij binnen in het hare. Opvallend licht, alles pas wit geschilderd, hoge ramen aan de zuidkant. Zij is hier sinds twee weken, in haar 4e atelier inmiddels. Het werk voor deze tentoonstelling staat klaar. Alles Zwart/Wit. Uit een kleine kartonnen doos in een hoek steekt een kleurig schilderijtje. Buiten de gele keramische vensterbanken en eenzelfde gele bies onderaan twee kleine nissen, die nog herinneren aan het RK schoolverleden, is dat de enige kleur in het lokaal.
Ik raak onmiddellijk in de ban van een van haar prachtige houtgravures. Stel haar de vraag, die mezelf ook vaak bezighoudt: ‘Zie je bij het maken van al dat zwart/wit werk groen eigenlijk als kleur?’ Het blijft stil. Ik verdwijn langzaam in de prent, door het hoge sneeuwgras, langs de kraaien of zijn het kauwen? De boerderijbeesten voorbij wordt het donkerder. Wat ligt daar toch onder die tuintafel?
Plotseling haar stem: ‘GROEN! Ik heb nooit de kleur groen gezien bij het maken van deze werken. Er ging wel een raar soort schok door me heen toen je dat net vroeg. Ook als ik kijk naar de dingen in de werkelijkheid zie ik geen groen. Ik kijk niet in kleur, maar in toon, licht en schaduw. Woorden hebben kleur beelden hebben toon, maar ik héb het dan wel altijd over kleur. Zes kleuren groen zie ik als zes (grijs)tonen ten opzichte van elkaar. ‘Ik ben nog steeds in haar prent, voel me beurtelings reus Gulliver of kleine Eric uit het insectenboek van Godfried Bomans. Ik vraag haar of zij dat ook zo voelt. Haar antwoord komt direct. ‘Ik voel me geen Gulliver of Erik. Ik heb geen rol in het geheel, ik ben beschouwer. Wel rammel ik aan de vertrouwde verhoudingen, of neen! ik ga er gewoon heel dicht op zitten. Een sensatie die je als volwassene vergeten bent. Je moet er kunnen vertoeven… dwalen.’
Daarover zijn we het dus eens, want ik zit nog steeds onder haar tuintafel en denk na over haar veelzijdigheid. De vraag die ik eerder bedacht had over hoe zij zichzelf ziet stel ik haar aarzelend, alsof ik in het duister hier onder die tafel naar woorden moet zoeken. Schilder, tekenaar, graficus of cineast?
Het is even stil. Zij begint langzaam en zacht te spreken. ‘Geen van allen eigenlijk, maar het meest als tekenaar’ – nu sneller en luider: ‘ik werk altijd met een lijn, daar kun je alles mee doen, met een lijn kun je zelfs schrijven. Dan zacht: ‘misschien wel het enige dat ik nalaat’.
‘t Is weer even stil. Maar dan vervolgt zij resoluut: ‘een vastlegger voel ik mij, ik leg vast en met welk materiaal dat zal zijn is ondergeschikt aan wat ik wil. Ik kijk en ik pak en ik maak een lijn.
In een houtgravure is honderd lijnen licht.’
Ik kom vanuit het duister onder de tafel vandaan, ga naar het licht van de honderd lijnen, kijk haar aan en dan klinkt het beslist: ‘Ik wil niets weten over hoe een hoogdruk eigenlijk moet, hoe een film hoort, enz.. het medium is voor mij een middel om het beeld vast te leggen, in alle vrijheid!’
‘Iemand die graficus is denkt meestal ook als graficus, maar ik denk niet als, ik trek meer als een Roofridder door de technieken en al naar gelang teken ik, film ik of maak houtgravures. Ik ben niet gehoorzaam aan de techniek, maar aan een wens tot beeld’.
Ik kijk naar een andere gravure en zie hoe zeer zij gelijk heeft. Dat wat zij zo-even zei, heeft ze als het ware al eens eerder geïllustreerd: ‘Riddersporen in het sneeuwgras’.
Het op linnen met kroontjespen en O.I.-inkt getekende werk wordt opgesteld, haar indrukwekkende vederlichte tekeningen. We kijken er naar tijdens de thee. Op het gele papiertje dat in haar catalogus ’niet niet betreden’ gevouwen is, staan Mariës haar teksten over ‘Het Tekenen’.
Ik lees er nu een paar voor zoals ik ze las tijdens de theepauze in haar atelier.
– De wereld is vergeven van vergeten plekken, al die beelden die op ons af razen en ter plekke weer verdwenen zijn. Waar blijf ik dan als er alleen maar beelden zijn om te vergeten. Ik ben bereid me te laten gijzelen door het beeld net zo lang tot ik het kan loslaten en het zijn eigen positie heeft verworven.
– Hoe stil een tekening in eerste instantie ook lijkt, in alles blijkt het tegendeel. Het besef van een continue beweging, een uitdijend moment waarin alles betrokken raakt, een als ordening vermomde kakafonie.
– In het tekenen verzamelt zich alles en wordt de tekening een soort bassin. Op het moment dat ik teken is alles van belang. Het beeld, of het nu een hoofd,een persoon of een landschap is, lijkt zijn eigen eisen te stellen.
– Dat is wat het beeld verlangt, en het wachten daarop is wat iedere keer weer een grote rol speelt.-De tekening wordt compleet en sluit mij als maker buiten: het moment waarop de tekening wint,
– Het is vreemd maar zelfs de laatste streepjes blijken altijd weer noodzakelijk, daarbij komt nog dat inkt absoluut is.
De thee is op. Een soort waarvan de smaak mij onbekend is. Er was iets lekkers bij, ook van een voor mij nooit eerder geproefde samenstelling. Normaal gesproken had ik Mariës gevraagd naar hoe of wat, maar dat komt er nu niet van, zozeer zijn we kennelijk in onze samenspraak verdiept.
We spreken nog over haar ervaringen bij het drukken van de uitzonderlijk grote gravures.
De nauwkeurigheid en het vakmanschap dat daarbij van je gevraagd wordt. Ze roemt de samenwerking met meesterdrukker Manuel Kurpershoek: ‘Hij is zo goed, hij beheerst het hoogdruk-vak tot in alle finesses en…, ik moet zeggen, helaas… niet één misdruk’. We bekijken een oplage. Al de afdrukken zijn technische hoogstandjes op zich en zien er tot in de kleinste details allemaal perfect uit, ik lees haar nog iets voor uit een artikel van Kees Fens, die als letterkundige vaak zo mooi over de Kunst schrijft. Het gaat over het moment van ophouden met een werkstuk, de voltooiing er van.
De titel van zijn stukje is: ‘de onvoltooidheid is de mogelijkheid tot gedaante-wisseling’
Ik vraag Mariës of zij daar tot besluit iets over kan zeggen in verband met haar eigen werk.
Zij vraagt bedenktijd voor haar antwoord. Het komt later, per SEINPOST.
‘Elk werk is in zijn voltooidheid onvoltooid. Die seconde die ik heb proberen vast te leggen is een moment van een beweging. Wat weten wij van het vorige en volgende moment.
Het beeld van het moment is messcherp, maar daarna begint meteen de onvoltooid tegenwoordige tijd, dus het volgende werk begint met onvoltooid tegenwoordig en eindigt in voltooid verleden tijd.
De gedaante-wisseling zit ‘m dus niet in dat ene werk maar in mijn hele oeuvre’.
Mariës,
Er waait licht door je prenten.
Uit het hout, waarin je werkt, steek je donker weg waardoor je tegelijkertijd licht ontsteekt.
Het is aan ons, de kijkers, of het in de afdruk, van de gravure, om zon of maanlicht gaat.
Dag of nacht.
De inktzwarte schaduw op een witgloeiend grasveld.
De maan, die de struiken en de nachtridders betovert.
Kunstlicht.
Het moment waarop je met het zwaaiende licht van je dwalende fietslamp inzoomt op een open plek in een stikdonker bos.
Jan Hein van Rooy
Beuningen,24 juni 2007